Een week geleden sloot ik het weekend af in Boxtels bruin café Beceloth in aangenaam gezelschap. Nu een week later is de situatieschets compleet anders. Deze zondagavond bevind ik mij op het strandterras van café-restaurant Livingstone in Stowntown op Zanzibar. Lastig gevallen door een nogal onaangenaam persoon. Net nadat ik afscheid heb genomen van een aantal blanke medemensen met wie ik op het terras een drankje had gedeeld.
Ik heb behoefte aan wat tijd voor mezelf. Mijn vakantieweekend loopt ten einde. Het is tijd dat ik me ga voorbereiden op de week die komen gaat. Besprekingen bij VSO, de reis naar Dodoma en de start van het project. En die ruimte ontbrak volledig in het anglofone spervuur aan - have you been, it was sooooooo great, an Aaawesome experience - reizigers jargon.
Aldus zit ik net een paar minuten met mijn laptopje op schoot, wanneer een kleine dunne man mij commandeert naar hem toe te komen. Zijn ogen fel, rood. Van de drank of andere middelen lijkt me. Zijn gezicht eenzelfde rode tint. Al verbergt dit de grijze rookhuid amper. Hij komt nogal abrupt naar me toe wanneer ik een halfuur later nog steeds op mijn stoel zit. Onbekend met de manier waarop deze persoon communiceert, voel ik me niet op mijn gemak. En vraag me vertwijfeld af hoe iemand zo zonder enige blijk van empathie, vraagstelling, of milimeter glimlach kan zijn. In mijn verbeelding gelijkt hij een slechte koloniale krijgsheer. Nooit geleerd, of in de tijd afgeleerd, om als een mens met mensen om te gaan.
Tijd om op te breken. Ik zet stappen langs het Mercuri huis. "Hakuna matata, Mambo." Rasta groet mij. "Poa." Aardig wat jongens hangen rond op de verder verlaten straten. In het Flamengo Guesthouse krijg ik de sleutel met op het label nummer 0. Ik stap naar binnen. Volg de kamernummers. Ze lopen op. En toch ga ik de richting op die mij is gewezen. 18 kamers later en drie verdiepingen hoger arriveer ik op het dakterras arriveer. In allerlei tinten wit-gekleurde lakens wapperen mij toe. Drie tafels met stoelen lui er tegenaan leunend rusten na een lange zwoele dag. Het blijkt het open vertrek te zijn waar in de ochtend ontbijt wordt geserveerd. In de hoek achter een dikke pilaar tref ik een deur met een goudkleurige 0. Stevig vast gespijkerd. Ik ben gearriveerd. Room zero. Mijn basiskamp waar ik me kan voorbereiden. De week die de volgende dag begint met een boottocht naar het vaste land is zo geprepareerd. Ik merk dat ik toch het nodige te doen heb. Juist voor de langere periode die komen gaat. De landing vorige week was zacht. Hoe kan het ook anders als de landingsbaan een blauw-wit gestreept zonnebedje is. Nu realiseer ik me dat die landing niet volledig was. En dat een stukje van mij nog ergens in de Nederlandse wolken hangt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten