donderdag 28 mei 2009

Room zero


Een week geleden sloot ik het weekend af in Boxtels bruin café Beceloth in aangenaam gezelschap. Nu een week later is de situatieschets compleet anders. Deze zondagavond bevind ik mij op het strandterras van café-restaurant Livingstone in Stowntown op Zanzibar. Lastig gevallen door een nogal onaangenaam persoon. Net nadat ik afscheid heb genomen van een aantal blanke medemensen met wie ik op het terras een drankje had gedeeld.
Ik heb behoefte aan wat tijd voor mezelf. Mijn vakantieweekend loopt ten einde. Het is tijd dat ik me ga voorbereiden op de week die komen gaat. Besprekingen bij VSO, de reis naar Dodoma en de start van het project. En die ruimte ontbrak volledig in het anglofone spervuur aan - have you been, it was sooooooo great, an Aaawesome experience - reizigers jargon.
Aldus zit ik net een paar minuten met mijn laptopje op schoot, wanneer een kleine dunne man mij commandeert naar hem toe te komen. Zijn ogen fel, rood. Van de drank of andere middelen lijkt me. Zijn gezicht eenzelfde rode tint. Al verbergt dit de grijze rookhuid amper. Hij komt nogal abrupt naar me toe wanneer ik een halfuur later nog steeds op mijn stoel zit. Onbekend met de manier waarop deze persoon communiceert, voel ik me niet op mijn gemak. En vraag me vertwijfeld af hoe iemand zo zonder enige blijk van empathie, vraagstelling, of milimeter glimlach kan zijn. In mijn verbeelding gelijkt hij een slechte koloniale krijgsheer. Nooit geleerd, of in de tijd afgeleerd, om als een mens met mensen om te gaan.
Tijd om op te breken. Ik zet stappen langs het Mercuri huis. "Hakuna matata, Mambo." Rasta groet mij. "Poa." Aardig wat jongens hangen rond op de verder verlaten straten. In het Flamengo Guesthouse krijg ik de sleutel met op het label nummer 0. Ik stap naar binnen. Volg de kamernummers. Ze lopen op. En toch ga ik de richting op die mij is gewezen. 18 kamers later en drie verdiepingen hoger arriveer ik op het dakterras arriveer. In allerlei tinten wit-gekleurde lakens wapperen mij toe. Drie tafels met stoelen lui er tegenaan leunend rusten na een lange zwoele dag. Het blijkt het open vertrek te zijn waar in de ochtend ontbijt wordt geserveerd. In de hoek achter een dikke pilaar tref ik een deur met een goudkleurige 0. Stevig vast gespijkerd. Ik ben gearriveerd. Room zero. Mijn basiskamp waar ik me kan voorbereiden. De week die de volgende dag begint met een boottocht naar het vaste land is zo geprepareerd. Ik merk dat ik toch het nodige te doen heb. Juist voor de langere periode die komen gaat. De landing vorige week was zacht. Hoe kan het ook anders als de landingsbaan een blauw-wit gestreept zonnebedje is. Nu realiseer ik me dat die landing niet volledig was. En dat een stukje van mij nog ergens in de Nederlandse wolken hangt.

zaterdag 23 mei 2009

Onderweg naar zee

Karin wijst me de weg. Eerst een dala dala (matatu in oeganda) en dan overstappen op een babytaxi. B.A.B.Y.T.A.X.I. Zolang ik geen beter woord er voor ken, zal ik het gebruiken. Maar hoop toch snel een exotischere benaming te ontdekken. Qua uiterlijk lijkt het op een tuk-tuk. Dat is geen vervanging die uitnodigt en de associatie met droge kaaskoekjes evenmin. Maar dan weten we tenminste waar we het over hebben.
Eentje stopt voor mijn neus. Hij praat en gebaart me wat in Swahili en ik begrijp dat ik moet blijven zitten, terwijl hij aan de achterkant gaat sleutelen. Veel heeft het niet geholpen want bij het eerste heuveltje slaat ie af, gelukkig sukkelen we nog net de top over en glijden we naar beneden (en doen de remmen het wel). Nog een keer opstarten. Vooruit ben de beroerste niet, wil hem best een kans geven. Maar het klinkt niet best. Hard kabaal. In mijn beperkte motorkennis vermoed ik een op handen zijnde ontploffing. Ik heb dan vroeger veel brommers mogen kieken (mijn tweelingbroer had een omvangrijke brommerhobby), maar ben er niet helemaal zeker van. Voor de zekerheid stap ik toch over op de eerstvolgende babytaxi die ik op de nabij gelegen rotonde tref. Daarbij volledig de pikorde onder de babytaxichauffeurs over het hoofd ziend.
Babytaxichauffeurnummereen in het rijtje komt zoevend op ons afgereden. Aangezien mijn Swahili nog niet verder gaat dan mijn ´jo parlo poco italiano´ in het italiaans, ontgaat me welke woorden gewisseld worden. Nummer een rijdt de afrit dicht, zodat wij de rotonde niet kunnen verlaten. Mijn chauffeur lijkt niet onder de indruk en zo ´tukken´ wij gewoon nog een rondje op de rotonde. Terwijl numero uno een lus maakt in een poging ons nog eens af te snijden, schiet de mijne zijn ferrarirode mobiel handig tussen dat andere karretje en de stoeprand door. Ziezo, die strijd gewonnen. We zetten onze reis door richting zee. Even verdenk ik Fransje (Bauer) ervan zijn wereldbeeld te willen vergroten en hier ergens tussen de struiken te liggen met ´zijn´ (wijlen) verborgen camera. Het had ook een scene kunnen zijn in een tijdloze slapstick. Maar het is het beide niet. Het is real life. Het echte Afrikaanse leven. Charme, verbazing en verwondering ineen. Frustratie maakt dat kwartet compleet, alleen heb ik daar nu geen last van. Go Schumi, go!

woensdag 20 mei 2009

Reis van Roos


Roos kan mee. Daar gaan we. Zwaaiend naar de achterblijvers. Voorbij de douane. Een rolkoffertje, rugzak, see-buy-fly tasje vol met tijdschriften, nog snel even aangeschafte batterijen, een jas. Mijn handen overvol. Roos komt af en toe in de verdrukking, maar ik houd haar in de gaten. Verder niemand die op roos let. In Nederland dan. Een voet op Engelse bodem waar ik ben om over te stappen op de vlucht naar Dar maakt een wereld van verschil. Ook al zijn we buren met enkel een watertje ertussen. Die heerlijke Engelse humor... “You shouldn´t have”. Erm what do you mean? zeg ik (blijkbaar iets te lang niet in UK geweest). “That rose dear”. Hihi oja. “Is that mine?”…Maybe… “Thank you love”…”Did you bring it for me?”…”Is that mine (duidelijk favoriet)?”… Of, “is that yours (de ene steward tegen de andere)?” en menig variatie op hetzelfde, een homogeen gevoel voor humor.
En toen kwam de bagageband... “Ladies & gents please pay attention. Operation Rose. Be careful. Attention!” Alle uniformen in de omgeving van de band worden betrokken in het project. Met grote smile loop ik vervolgens een restaurantje binnen ter overbrugging van de tijd tot het vliegtuid vertrekt naar Dar. Eerst het zelfde verwelkomende riedeltje natuurlijk (“ Is it....”), waarna ik mij in een hoekje vestig. En dan gaat het bijna mis. Mijn hart maakt even een reuzesprong wanneer ik denk dat ik me heb vergist in de tijd en een uur te laat ben voor de aansluiting. Ik realiseer me dat het nog kan. Verhit sprint ik naar de gate (met een rolkoffertje, rugzak, see-buy-fly tasje vol met tijdschriften, nog snel even aangeschafte batterijen, een jas en roos). Blijkt in een andere terminal. Mijn god. Waarom hangen ze die borden dan niet zo dat je ze overal kunt zien, en ook dat je overal hoort als ze je oproepen! Dan overvraag ik toch niet in deze technische tijden.
Dit technische tijdperk is overigens ook de directe aanleiding van de stress. Want echt slim is het niet om een dame zonder noemenswaardige kennis van gadgets met een lief rood laptopje aan een tafel te zetten en gratis internet te verschaffen. Knutselend aan toetsenbord instellingen en mailtjes scannend is de aandacht bezet. Geen oog voor de klok.
Mijn hart haast uit mijn borstzak kloppend arriveer ik uiteindelijk met een Tanzaniaanse laatkomer bij de gate. Is het…. ja hoor nog op tijd. “My love take it easy you are fine, just make sure you get your breath back dear…”.
Roos heeft helaas wat schade opgelopen die niet meer te herstellen is. Als we om half 7 ´s ochtends het vliegtuig uitstappen, hangt ze zelf op half 11. Inmiddels staat ze gehalveerd op de tafel bij Karin & Tom in een flesje met Tanzaniaans water en is het 5 voor 12. Ik vrees het ergste. Voor roos.

dinsdag 19 mei 2009

Water in overvloed


Een ovaal blauw gemozaiekt zwembad lonkt fris en uitnodigend. Ik lig op een blauw-wit gestreept matras op een zonnebedje en kijk naar links. Mijn blik de andere kant op vangt de golven van de zee. Dhow zeilbootjes drijven rustgevend langzaam voorbij. Een andere boot ligt haast binnen handbereik voor anker, met twee planken als ´zijwieltjes´ bevestigd. Die blijft wel drijven. Ik ook. Ik ben in Dar es Salaam, een steenworp verwijderd van de indische oceaan, ik ben geland. Het vliegtuig een paar uur eerder al nadat we in de vroege ochtend aan de afdaling begonnen. Dat arriveren is wel eens heftiger geweest bij eerdere reizen zuidwaarts, daarmee ook voor de -gelukkige- reisgenoten. Ik word nu dan ook nog niet echt uitgedaagd, eerlijk (en relaxt) gezegd.
Slechts een paar uur nadat ik de dikke lucht op het vliegveld van Dar es Salaam instapte, bevind ik mij temidden van water. Links zoet en blauw, rechts zout en groen. Heerlijk! In een totaal andere omgeving dan die ik 24 uur eerder achter mij liet. Toen hadden we nog zorgen om de Reis van Roos. Een rode roos gekregen van mijn vader. Misschien was het een poging om dit tweede vertrek voor langere tijd toch een speciale spanning mee te geven. Want het was overduidelijk een tweede keer. Echte spanning was er niet, een gezond klaar-voor-de-wedstrijd-gevoel dat wel. Het aantal uitzwaaiers was lager. En de tranen minder. Een vrolijk afscheid. Fijn! En dus die vraag of die roos wel mee mag in het miniatuurvaasje..